Bittere veldkers

De bittere veldkers klinkt misschien als een vies plantje maar het is familie van het smakelijke Indiase kruid kardemom. Dat wordt gebruikt in kerrie en speculaas. De bittere veldkers houdt van schaduw en water. Je kan hem dan ook vaak vinden langs de waterkant van greppels, sloten en in het zoetwatergetijdengebied. Het dertig centimeter hoge plantje is van de kruisbloemfamilie en heeft vier witte kroonblaadjes in zijn bloem. Soms kleuren die een beetje violet.

Bitterling

De bitterling is er in een zomer- en herfstvariant. De blauwgroene plant is vooral te vinden in duinvalleien en voormalige strandvlakten. Hij wordt maximaal vijftig centimeter hoog en heeft heldergele kroonblaadjes in zijn bloem. Veel zul je ze niet tegenkomen want ze zijn zeldzaam. De herfstbitterling staat zelfs op de rode lijst van bedreigde soorten en is wettelijk beschermd.

Bitterzoet

Bitterzoet heeft bekende familieleden als de aardappel en de aubergine. Toch kan je hem beter niet eten, want de blaadjes en de besjes zijn giftig voor de mens. De plant heeft opvallende paarse bloemen met een geel hart. Bitterzoet is niet kieskeurig en groeit zowel in natte als droge bodems.

Driekantige bies

Dit plantje houdt van pootje baden. De driekantige bies staat namelijk het liefst met zijn wortels in het water en komt vooral voor in zoetwatergetijdengebieden aan de oevers van rivieren. Zijn opvallende driehoekige stengel maakt hem sterk genoeg om weerstand te bieden aan golfslag. Het is een beschermde plant die op de rode lijst van zeldzame planten staat.

Duindoorn

Zoals de naam al zegt komt de stekelige duindoorn veel voor in duingebieden. De oranje besjes zijn rijk aan vitamine C, maar willen in de winter nog wel eens gaan gisten. Pas dus op voor dronken merels en koperwieken. De manshoge plant houdt van zouthoudende kalkrijke zandgrond en is goed bestand tegen harde wind en stuifzand.

Duizend­gulden­kruid

Oorspronkelijk droeg deze plant de naam honderdguldenkruid. In de middeleeuwen dachten mensen dat dit plantje bijzondere geneeskrachtige waarde had. Daarom gaven ze het de Latijnse naam Centaurium, wat een samenvoeging is van 'honderd' en 'goud'. Er zijn drie soorten: fraai, echt en strand duizendguldenkruid. De plant groeit op grazige, vochtige plaatsen en in duinvalleien.

Gele lis

Hommels en bijen vallen als een baksteen voor deze lekker ruikende exoot. De felgele bloem met haar honingzoete geur vindt je langs de oevers van stilstaand en stromend water. Hij kan wel een meter hoog worden.

Goudknopje

Het goudknopje heeft in 2011 zijn plek gevonden in de Noordwaard (Biesbosch). In dit natuurgebied schommelt het getij behoorlijk. Een uitstekende conditie voor deze kleine waterplant met de felgeel gekleurde bloemhoofdjes. De plant vindt zijn oorsprong in Zuid-Afrika. De zaden bleven aan de pootjes van trekvogels hangen. Zo kwam deze plant rond 1740 als ‘verstekeling’ mee naar Europa (Duitsland). De eerste vondsten in ons land dateren uit 1972, na de drooglegging van Zuidelijk Flevoland.

Grote engelwortel

De grote engelwortel met haar engelachtige geur is vooral te vinden aan de waterkant rond het IJsselmeer, in Zuid-Holland en in Zeeland. De kleine bloemen zijn groenachtig of wit. Ze groeien dicht op elkaar in schermen, die soms wel een doorsnede van twintig centimeter kunnen krijgen.

Guldenroede

Als je de Latijnse naam van de guldenroede mag geloven dan word je er sterk van. De geneeskrachtige plant heeft behoorlijk wat in zijn mars en zou nierproblemen kunnen verhelpen, goed zijn voor je lever en geschikt zijn voor de behandeling van jicht. Maar guldenroede is vooral een mooie grote plant met gele bloemen. Je vindt hem op open plekken in het bos maar ook aan waterkanten.

Haagwinde

De witte bloemen van de haagwinde bloeien één dag en ruiken dan een beetje naar vanille. Toch wil je dit hardnekkige plantje liever niet in je tuin. Komt hij eenmaal op bezoek, dan krijg je hem er niet zomaar uit. De plant windt zich omhoog in hagen en struiken. De uitlopers van de plant draaien met de wijzers van de klok rond op zoek naar nieuw houvast om verder te groeien.

Knikkende distel

Koeien houden niet van deze stekelige plant, maar insecten zoals vlinders en hommels zijn gek op de honing uit de bloemetjes. Vinken doen zich graag te goed aan de zaden. De knikkende distel komt regelmatig voor op zandige dijken en bermen maar is ook te vinden langs rivieren, in de duinen en het deltagebied. De plant bloeit in juli en augustus en kan wel twee meter hoog worden.

Koninginne­kruid

Als je insecten wilt bekijken moet je koninginnekruid in je tuin zaaien. De rozewitte tot rozerode bloementrossen geuren heerlijk zacht zoet. Bijen, hommels, vlinders en allerlei soorten zweefvliegen komen op de plant af. Koninginnekruid houdt van een zonnige en licht beschaduwde plaats en is niet kieskeurig wat de bodem betreft. Van vochtig tot nat, van matig voedselrijk tot voedselrijk en van kalkrijk tot zwak zure grond. Het maakt koninginnekruid niets uit.

Mattenbies

De mattenbies is een veelzijdig plantje. De biezen werden vroeger gebruikt bij het matten van stoelen en voor het maken van vloerbekleding. De aanplant van mattenbies heeft een bijdrage geleverd aan de landaanwinning in de Biesbosch. De mattenbies heeft een voorkeur voor een zonnig stekje ondiep zoet of soms brak stromend water. Je vindt hem aan de waterkanten van rivieren en zoetwatergetijdengebieden.

Melkkruid

Melkkruid is een vaste plant met vlezige blaadjes. Je vindt hem vooral op groene stranden, slufters en in de polders van Noord- en Zuid-Holland en Friesland. Als de grond maar een beetje zilt is. Melkkruid bloeit van mei tot augustus en heeft kleine lichtroze bloemen.

Parnassia

Parnassia staat bekend als geneeskrachtig kruid met een rustgevende werking. Je vindt de plant op vochtige bodems langs de kust, waaronder de Zuid-Hollandse eilanden en de Zeeuwse delta. Het plantje van ongeveer dertig centimeter hoog, kwam vroeger vaker voor in Nederland maar is nu door ontwatering zeldzaam geworden.

Schorrekruid

Schorrekruid groeit buitendijks op kwelders en schorren. De vlezige bladen kleuren groen tot rood. De plant kan wel een halve meter hoog worden en bloeien van juli tot september. Door zijn voorkeur voor zoute grond vind je hem op de Wadden, in Zeeland en in de getijdengebieden.

Spindotter

De spindotter voelt zich lekker in een getijdengebied. Het ene moment staat de plant droog, het volgende gaat hij zonder problemen kopje onder. Als de plant in de herfst afsterft, laten de stengelknoppen (dotterspinnen) los, drijven weg en kunnen zo weer nieuwe planten vormen.

Stijve ogentroost

In de middeleeuwen dachten mensen dat deze plant oogkwalen kon genezen omdat de fijne roodpaarse lijntjes op de bloemblaadjes iets lijken op de adertjes in bloeddoorlopen ogen. De zeldzame plant met fraaie witte tot paarse lipbloempjes groeit het liefst op vochtige, kalkhoudende zandgrond in de duinen. Het is een halfparasiet die voedsel en water onttrekt aan grassen.

Watermunt

Van deze natuurlijke pepermunt kun je een lekker kopje thee zetten. Wanneer je een blaadje fijn wrijft tussen je vingers ruikt het naar pepermunt. Watermunt kom je veel tegen langs en in het water, maar ook in natte weilanden. Watermunt bloeit in 'trosjes' van kleine lichtpaarse bloemetjes van juni tot eind oktober.

Wilg

De wilg is een echte pionier. Het is de eerste boomsoort die het aandurft om op de grens van water en grond wortel te schieten. Een bekende gecultiveerde vorm is de knotwilg. Hierbij zagen mensen de boom op twee meter af, waarna zich na verloop van tijd een knot vormt waaruit wilgentenen groeien. Deze sterke buigzame takken worden gebruikt om manden of tuinschermen van te maken. Schermen van wilgentenen deden vroeger dienst bij de aanleg van waterwerken. De snelle groeier houdt van een vochtige bodem en komt algemeen voor langs waterkanten.

Zeeaster

Zeeaster wordt ook wel zulte genoemd en is als groente te eten. Vroeger werd het in Zeeland in het wild verzameld door arme mensen. Voor bepaalde ganzen is de zeeaster het hoofdvoedsel. Schapen eten alleen de jonge bloemen die bloeien van juli tot september. Ook insecten zijn gek op de honingrijke paarsroze lintbloemen. Zeeaster komt algemeen voor op kwelders en in getijdengebieden. Omdat ze op de vloedlijn groeien, vind je ze onder meer in het deltagebied en langs de Wadden.

Zeekraal

Zeekraal is lekker en kan als zoutige groente worden gegeten. Hij is dan ook regelmatig te koop bij groenteboer of viswinkel. Als de scheuten jong zijn kun je ze zelfs rauw eten. Wel even van te voren onder de kraan houden om het meeste zout eraf te spoelen. Zeekraal is niet zeldzaam en groeit op de zoute bodem van slikken en kwelders. Het is een dikbladige, sappige, eenjarige plant die tot dertig centimeter hoog wordt.

Zomerklokje

In 2003 werd het zomerklokje door journalisten verkozen tot bloembol van het jaar. Het zomerklokje is familie van de narcissen. Hij is wettelijk beschermd en staat op de Nederlandse rode lijst als zeer zeldzaam plantje. Het zomerklokje houdt wel van een nat grondje en komt van nature voor in moerassige weilanden, natte bossen en langs rivieren tussen het riet. Maar in tuinen doet hij het ook goed.

Aalscholver

De aalscholver is een hele goede visser en eet dagelijks ongeveer een halve kilo vis. Je ziet ze vaak op paaltjes zitten om hun vleugels te drogen die dan wijd uitstaan. De aalscholver is een flinke vogel met een spanwijdte van een meter. Hij is bijna helemaal zwart, maar heeft wel witte wangen en een gele plek bij zijn bek en mooie groene ogen. De snavel is lang en voorzien van een haakvormige punt. In Azië gebruiken vissers tamme aalscholvers voor de visvangst.

Bergeend

De naam van de bergeend is wat ongelukkig gekozen. Hij is eigenlijk geen eend, maar een gans en hij leeft in de duinen, maar ook in weilanden. Voor een nest maakt hij gebruik van leegstaande konijnenholen. Nog een geluk dat hij geen bergkonijn heet. De bergeend is fraai van kleur en heeft een opvallende oranje snavel. Mannetjes hebben een rode knobbel op hun snavel. De kop en de hals zijn zwart. Zijn veren zijn wit met hier en daar een paar zwarte strepen. De bergeend eet zowel plantjes als vis en kleine beestjes.

Bever

Bevers zijn bezige baasjes. Ze zijn best groot. Met hun platte staart meegerekend kunnen ze wel een meter lang worden. Het zijn goede zwemmers en kunnen met gemak vijf minuten onder water blijven. Met hun beitelachtige snijtanden knagen ze zonder problemen boomstammen door waarmee ze dammen en burchten in het water bouwen. De bever was uitgestorven in Nederland maar is in 1988 in de Biesbosch opnieuw uitgezet. Zijn menukaart is uitgebreid. De bever eet kruiden, bloemen, waterplanten en delen van bomen.

Blauwborst

De blauwborst is bij ons een zomergast en hij overwintert in Afrika. Het mannetje heeft in de zomer een opvallende blauwe borst, die in de winter wit kleurt. Hij kan mooi zingen en heel goed andere vogels nadoen. Het blauwborstje leeft in vochtige gebieden zoals natte heidegebieden en hoogveengebieden. Hier vindt de vogel zijn voedsel waaronder insecten, slakken en soms ook bessen. Lange tijd ging het heel slecht met de blauwborst en kwam hij op de rode lijst van bedreigde dieren te staan. Maar sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw neemt het aantal blauwborsten gelukkig weer flink toe.

Bontbek­plevier

Zie je een klein vogeltje met een zwart Zorro-maskertje en bijpassende sjaal op oranje poten rondrennen, dan is dat vrijwel zeker de bontbekplevier. Je kunt hem het hele jaar zien, maar vooral tijdens de vogeltrek op stranden, slikken, rivieroevers en kwelders. Hij eet garnaaltjes, planten en insecten. De bontbekplevier broedt niet vaak in Nederland. Langs de kust is sprake van een afname van broedparen.

Bonte strandloper

De bonte strandloper is een kleine steltloper met een zwarte gebogen snavel. Hij komt aan de kust voor en gaat in zout water op zoek naar kleine ongewervelde diertjes. Als ze op jacht zijn, hebben ze door hun gebogen houding wel wat weg van oude mannetjes. De vogel is in de zomer herkenbaar aan zijn bruine kruin en zwartbruin gespikkelde rug. Het opvallendste is de zwarte vlek op zijn buik. De bonte strandloper komt het hele jaar in Nederland voor, maar broeden doet hij hier bijna nooit. Waarschijnlijk zijn de deltawerken oorzaak van de afname van het aantal broedparen.

Brilduiker

De brilduiker heeft prachtige oranje pootjes, maar die zie je meestal niet. Hij zwemt graag en is een echte duiker. Onder water gaat hij op zoek naar schelpdieren en kleine vis. Het mannetje is zwart-wit en heeft een opvallende donkergroene kop. Zijn 'bril' is de witte vlek die onder zijn ogen zit. Het vrouwtje valt niet zo erg op met haar grijzige vleugels en lijf. Maar ze heeft wel een mooie bruine kop en een wit halsbandje. De vogel broedt nauwelijks in Nederland. In 2009 zijn twee broedparen ontdekt.

Bruine kiekendief

De naam zegt het al. De bruine kiekendief is bruin. Het vrouwtje nog bruiner dan het mannetje. De kiekendief kan heel langzaam vliegen boven riet- en akkerlanden op zoek naar prooi, zoals kuikens en kleine zoogdieren. Op zijn zoektocht naar eten vliegt de kiekendief tot ongeveer zeven kilometer van het nest. De roofvogel broedt het liefst op de grond in rietvelden, maar je vindt hem ook op oevers van laaggelegen, waterrijke gebieden.

Fuut

De fuut is een mooie verschijning op zoet water. Je vindt de fuut zowel in natuurgebieden als in de stadsgracht. Ze hebben een prachtig verenkleed met een mooie kuif en kraag. Hun jongen dragen af en toe zebrastrepen op hun rug. Futen jagen op vis en kunnen gemiddeld drie tot zes meter diep duiken.

Grauwe gans

Gakkende vogels in V-vorm in de lucht? Grote kans dat het grauwe ganzen zijn. In de winter verblijven er wel een paar honderdduizend grauwe ganzen in ons land. Het is een echte planteneter en eet het liefst gras. Vanwege hun aantallen kunnen de ganzen voor overlast zorgen. Zonder moeite grazen ze in korte tijd een weiland kaal. Bij het beheer en inrichten van natuurgebieden worden maatregelen genomen om deze overlast te voorkomen. Tot voor dertig jaar was de grauwe gans een zeldzame broedvogel. Inmiddels broeden er in Nederland ruim 25.000 paartjes.

Groenpoot­ruiter

De groenpootruiter valt niet zo op met zijn grijzige rug en gespikkelde witte buik. Maar als je de kans krijgt om hem dichterbij te zien, vallen zijn groene poten op. Ook zijn snavel die iets omhoog is gebogen, is een kenmerk van de groenpootruiter. Ze zoeken hun voer, dat uit garnalen, wormpjes en krabben bestaat in ondiep water. Maar ook insecten vinden ze lekker. Je vindt de groenpootruiter vooral in de kustgebieden met een voorkeur voor het deltagebied en de Wadden.

Grutto

In de zomer eet hij vlees, in de winter rijst. De grutto is een opvallende steltloper met een grijzig dek, roodbruine kop en lange poten en snavel. Zijn eten bestaat uit wormen, insecten en de larven van insecten. Het is een trekvogel die in Afrika overwintert en daar overstapt op een vegetarisch menu. Nederland is met zijn weilanden een favoriet broedgebied. Maar liefst negentig procent van alle Europese grutto’s broedt in ons land. Toch gaat het niet goed met de grutto. Sinds de jaren negentig is het aantal grutto's in Nederland gedaald door verstedelijking en intensieve landbouw. Ook vinden vossen en kraaien de grutto lekker.

IJsvogel

Misschien wel de mooiste vogel van Nederland is de schuwe ijsvogel met zijn fel blauwe vleugels en kop en de oranjebruine borst. Hij houdt van helder water waarin hij visjes kan vangen en broedt in steile oevers. In tegenstelling tot wat je van zijn naam verwacht, is de ijsvogel gevoelig voor strenge vorst. We vinden de ijsvogel bijna in heel Nederland. Ze broeden bij voorkeur in Noord-Brabant, Limburg en de Achterhoek.

Kleine modderkruiper

De kleine slanke modderkruiper is een nachtdiertje. Het visje wordt ongeveer twaalf centimeter groot, is zeer beweeglijk en heeft mooie donkere vlekjes op zijn huid. Als verdediging heeft de kleine modderkruiper een kleine uitklapbare stekel onder zijn oog. Met zijn voelsprietjes aan zijn bek gaat hij 's nachts op de bodem op zoek naar voedsel dat uit kleine diertjes bestaat. Nederland is belangrijk voor de kleine modderkruiper. Je komt hem hier vaak tegen in allerlei sloten, meren en rivierarmen, maar in Europa is hij zeldzaam.

Kleine zilverreiger

Wanneer je de kleine zilverreiger ziet, heb je geluk want hij is zeldzaam. De kleine zilverreiger is een prachtige witte vogel met een witte kuif, zwarte poten en knalgele tenen. Sinds eind jaren zeventig broeden er weer enkele paartjes in ons land. De kans om hem te zien is het grootst in het deltagebied. Op zoek naar vis en amfibieën in ondiep zout of brak water. Een aantal zilverreigers bezoekt de delta en Zeeland alleen als doortrekker of wintergast.

Kuifeend

De schuwe kuifeend dankt zijn naam aan de fraaie kuif, die bij het mannetje een stuk langer is dan bij het vrouwtje. Het mannetje is opvallend zwart-wit gekleurd met een glanzende blauwzwarte kop. Het vrouwtje is bruin. Beide hebben een prachtig geel oog. De kuifeend is een duikeend en gaat bij voorkeur 's nachts in zoet water op zoek naar zijn voedsel zoals schelpdieren, slakken en waterplanten. Het zijn goede zwemmers die niet veel moeite hebben met stromend water. Het gaat goed met de kuifeend. In de afgelopen dertig jaar zijn ze enorm in aantal toegenomen.

Lepelaar

Hij is de schrik van elke stekelbaars. De grote witte lepelaar met zijn zwarte poten en lepelvormige snavel. Door hun snavel in ondiep water van links naar rechts te bewegen, zeven ze de kleine visjes uit het water. In de getijdengebieden van de delta vangt de lepelaar ook garnaaltjes. De lepelaar heeft het moeilijk gehad in Nederland maar gelukkig neemt het aantal lepelaars sinds de jaren negentig weer toe. Ruim 2000 paren broeden in Nederland. De lepelaar bouwt zijn nest op de grond, op rietpollen maar ook in struiken.

Nonnetje

Het nonnetje is het kleinste lid van de zaagbekkenfamilie. Dit is een familie van visetende eenden die niet in Nederland broeden maar wel als wintergast overwinteren. Soms zijn ze in grote aantallen op het Markermeer te zien vissend op spiering. Daarnaast staan insecten en kreeftachtigen op het menu. Bij strenge vorst zijn ze ook langs de grote rivieren en in het deltagebied te zien. Het mannetje van het nonnetje is heel mooi getekend. Hij is grotendeels wit met zwarte lijntjes en heeft een zwart brilletje op. Het vrouwtje valt iets minder op en heeft een bruine rug en roodbruine kop.

Noordse woelmuis

De noordse woelmuis is een slag groter en zwaarder dan de bekende huismuis en wordt met staart tussen negen tot zestien centimeter lang. Hij gaat bij voorkeur 's nachts op stap, maar gaat in de winter ook overdag op zoek naar voedsel dat voornamelijk uit de scheuten van waterplanten bestaat. De noordse woelmuis bouwt een uitgebreid gangenstelsel en maakt een nestje van mos en gras. Ze leven alleen en hebben een territorium dat ze goed bewaken. De Nederlandse populatie leeft gescheiden van andere soortgenoten in Europa en komt onder andere voor in de Biesbosch en op de Zuid-Hollandse eilanden.

Pijlstaart

Onder de eenden vind je veel soorten met fraaie kleuren. De pijlstaart is zo'n prachteendje met geel, grijs, wit en een kop die in de chocolade lijkt gedoopt. Maar het mooiste is zijn lange puntige staart. De vrouwtjes zijn lichtbruin en hun staart is korter. De pijlstaart eet planten en kleine beestjes. In de winter zie je hem voornamelijk aan de kust op onder meer kwelders maar ook gemaaide graanvelden. Als het streng vriest bezoekt de pijlstaart het deltagebied.

Ree

Het grootste gevaar voor de ree is niet meer de wolf of lynx maar het verkeer. Toch gaat het nog steeds zo goed dat jagers de reeënstand op peil moeten houden. Overdag verstopt de ree zich in het bos. Als het donker wordt, komt hij uit zijn schuilplaats en gaat op zoek naar voedsel. De ree eet van alles zolang het maar plantaardig is. Bramen, bessen, takjes, allerlei noten en paddenstoelen. De ree is een klein hert dat in Nederland algemeen voorkomt. Ook in de Biesbosch. In de zomer heeft de ree een zandkleurige tot roodbruine vacht. 's Winters is de vacht meer grijsbruin tot donkergrijs. Mannetjes hebben een gewei met maximaal zes punten.

Rietzanger

De rietzanger leeft en broedt in rietlanden. Met zijn spitse snaveltje vangt de rietzanger insecten. Het liefst een mug. Snel zul je hem tussen de dichtbegroeide rietlanden niet zien. Met zijn bruine bovenzijde valt hij weg tegen de achtergrond van zijn leefomgeving. Alleen zijn zwartwitte wenkbrauwstreepje valt op. De rietzanger komt algemeen voor in Nederland. Het is een trekvogel die ten zuiden van de Sahara overwintert.

Rivier­donderpad

De rivierdonderpad is een visje van vijftien centimeter. Zijn kop is opvallend dik en plat. Hij heeft een brede bek en dicht bij elkaar staande ogen. In het donker gaat de rivierdonderpad op de bodem op zoek naar voedsel dat uit ongewervelde diertjes bestaat. De mannetjes bouwen het nest. Wanneer de vrouwtjes de eieren hebben afgezet, bevruchten en bewaken de mannetjes de eitjes. De rivierdonderpad komt in Nederland algemeen voor.

Roerdomp

De zeldzame roerdomp verstopt zich meestal in het riet. Je hoort hem vaak eerder dan je hem ziet. Met een soort van hoemp, hoemp geeft de roerdomp aan dat hij ergens in de buurt zit. Om zich verdekt op te stellen, strekt hij zijn nek en gaat hij met zijn bruinwit gespikkelde veren op in het rietland. De roerdomp jaagt op vissen en amfibieën. Met het verdwijnen van ongerepte rietlanden ging het bergafwaarts met de roerdomp die op de rode lijst van beschermde dieren staat. Op dit moment broedt hij nog maar op een paar plekken zoals in de Biesbosch en in de Oostvaardersplassen. Ook op Tiengemeten is een paartje roerdompen waargenomen.

Schaap

Schapen zijn geen maaimachines die rechte baantjes trekken. Ze stappen schijnbaar willekeurig door het landschap op zoek naar lekkere planten en jonge loten van bomen. Hierdoor ontstaat meer variatie aan planten en dieren. Ook de mest die de schapen achterlaten is van invloed op de variatie in een natuurgebied. Het schaap is daarom een van de grazers die natuurbeheerders inzetten voor het onderhouden van natuurterreinen.

Schotse hooglander

De schotse hooglander is een soort groot formaat wandelende grasmaaier die ervoor zorgt dat natuurgebieden openblijven. Het is een opvallende verschijning die je steeds vaker in natuur- en recreatiegebieden tegenkomt. Hij is zwaar behaard en meestal roodbruin van kleur. Ze hebben lange horens die bij een stier naar beneden krullen en bij een koe omhoog wijzen. Maar ze zijn niet opdringerig of agressief en trekken zich weinig van mensen aan. De ruige vacht houdt de schotse hooglander het hele jaar warm.

Slechtvalk

Wereldkampioen snelvliegen is de slechtvalk die in zijn duikvluchten snelheden bereikt tot over de driehonderd kilometer per uur! Het is een forse roofvogel die gek is op duiven en eenden. Deze vangt hij meestal in de lucht. Door de klap is zijn prooi vaak in een keer dood. Het gebruik van gif in de landbouw zorgde ervoor dat de slechtvalk bijna geheel uit Nederland was verdwenen. Tegenwoordig is er gelukkig weer een toenemend aantal slechtvalken te zien. In Nederland broeden ze in hoge bomen of op hoge gebouwen.

Slobeend

Een kenmerk van de meeste eenden is hun platte snavel. Met zijn lange lepelvormige bek is de schuwe slobeend zonder twijfel de winnaar. Hiermee zeeft hij kroos, planten en kleine beestjes uit het water. Het mannetje heeft een glanzend groene kop met gele ogen. Zijn buik is bruin. Het vrouwtje is onopvallend bruin maar heeft ook die prachtige slobeendensnavel. Vanaf het najaar zie je ze in grote aantallen in het deltagebied.

Tureluur

De tureluur is een luidruchtig baasje dat zijn naam dankt aan zijn roep, die ongeveer klinkt als tjuluu, tjuluu. Met een hoogte van nog geen dertig centimeter is het een kleine steltloper. In tegenstelling tot zijn oranjerode pootjes valt het verenkleed van de tureluur niet zo op. Hij broedt in de buurt van water en hier zoekt hij ook zijn eten dat voornamelijk uit wormen en insecten bestaat. Tijdens de trek komen ze in grote aantallen samen in het deltagebied.

Velduil

Als het donker wordt, gaan de meeste uilen op jacht maar de velduil is juist overdag actief. De velduil jaagt boven open landschap. Hij is bruin met zwart aan de bovenzijde en geelbruin aan de onderkant. Hij heeft kleine 'oortjes' en mooie gele ogen. Velduilen broeden in de duinen, in waterrijke- en veenweidegebieden.

Visarend

De visarend is een echte visliefhebber. Tijdens het jagen vliegt hij met een trage vleugelslag over het water op zoek naar prooi. De visarend is een opvallende verschijning met zijn smalle vleugels, witte buik, donkerbruine rug en masker. Hij is voornamelijk een doortrekker die je in het voor- en najaar in de buurt van groot water kunt zien zoals in het deltagebied, de Biesbosch en de Oostvaardersplassen.

Visdief

Mensen zien de visdief wel eens aan voor een kleine meeuw en gooien stukjes brood op. Vergeefs want de visdief eet graag vis en soms een wormpje of insect. De slanke visdief heeft oranje poten en een oranje snavel met een zwart puntje. Hij broedt in de buurt van open water, voornamelijk in het westen van het land. Door het verdwijnen van broedgebieden en gif in het milieu ging het lange tijd slecht met de visdief. Inmiddels herstellen ze zich.

Wulp

De wulp is de grootste steltloper in Nederland. Onopvallend van kleur, maar goed te herkennen door de omlaag gebogen snavel. De meeste wulpen in Nederland komen voor in getijdengebieden. Op zandige platen, slikkige bodems, mossel- en oesterbanken of platen met veel geulen. Plekken waar schelpdieren, wormen en jonge strandkrabben te vinden zijn. In het binnenland bestaat zijn dieet uit regenwormen, larven van langpootmuggen (emelten), kevers en pissebedden.

Zalm

De Europese zalm is een forse vis die wel een meter lang kan worden en meer dan dertig kilo kan wegen. Het is een vis die hoofdzakelijk in de noordelijke zeeën rondzwemt. Ooit trok de zalm vanuit de Noordzee nog ongehinderd de rivieren op. Onder meer door de aanleg van de Deltawerken en watervervuiling verdween de zalm in de vorige eeuw uit de Nederlandse rivieren. Met het schoner worden van het water, de aanleg van vistrappen en -passages en het herstellen van getijdegebieden zoals in de Biesbosch, keert de zalm gelukkig weer terug.

Zeearend

Alles aan deze arend is groot. Hij heeft een spanwijdte tot tweeënhalve meter, weegt tot zeven kilogram en zijn nest kan wel twee meter breed en twee meter hoog worden. De zeearend is de grootste Europese roofvogel. Hij houdt van waterrijke gebieden en eet vis, vogels en kleine zoogdieren. In de winter heb je de meeste kans hem te zien in de Biesbosch en de Oostvaardersplassen waar hij sinds 2006 broedt.

Zilvermeeuw

De zilvermeeuw is een brutaal en luidruchtig baasje. Ze jagen zelf niet op vis maar zijn er wel gek op. Daarom zie je ze bij visafslagen of achter schepen vliegen in de hoop dat vis in het schroefwater omhoog komt. Hij heeft een witte buik en kop, een gele snavel met rode vlek aan de onderkant en roze poten. Zijn naam dankt hij aan zijn zilvergrijze vleugels. Aan de kust kom je de zilvermeeuw veel tegen, maar ook landinwaarts zie je hem als hij op zoek gaat naar voedsel.